Op vrijwel alle niet-biologische melkveebedrijven wordt kunstmest gebruik als aanvulling op de dierlijke mest. Maar wat is het nut en effect van kunstmest? Heb je het echt nodig voor een goede opbrengst? Zeker nu de prijzen de pan uit rijzen, is dit een interessante vraag die de ondernemers in verschillende sectoren van de landbouw bezighouden.
Van dierlijke mest mag, mits er derogatie is toegestaan, maximaal 250 kg N per hectare worden uitgereden. Naast deze dierlijke mest is er nog wel extra ruimte voor kunstmest.
Kunstmest en dierlijke mest: snelle en tragere voeding
Het grootste verschil tussen dierlijke mest en kunstmest zijn de snelheid waarmee de voeding uit de mestsoort beschikbaar is en de samenstelling van de twee producten.
Dierlijke mest bevat zowel snelle voeding (mineralen voedingstoffen), als voeding die eerst omgezet moeten worden (organische voedingstoffen). Bijvoorbeeld; de minerale stikstof (ongeveer 50% van de totale hoeveelheid stikstof) komt vrijwel direct beschikbaar en kan het gewas dus direct opnemen. Het organische gedeelte van stikstof moet eerst omgezet worden en werkt daardoor trager, maar wel op de langere termijn door. Hierdoor is er een deel van deze bemesting ook werkzaam voor de later sneden.

Kunstmest is een product dat veelal stikstof bevat in een snel opneembare vorm: minerale stikstof dus. Deze is direct beschikbaar voor het gewas en het effect is dus snel waarneembaar. De meest voorkomende stikstofsoorten in kunstmest zijn ammonium en nitraat. Nitraat komt als eerste vrij. Ammonium moet eerst omgezet worden naar nitraat voor het beschikbaar is voor het gewas. Dit kan binnen een aantal dagen, afhankelijk van de bodemtemperatuur. Met rustig weer is dit geen probleem. Wordt er flink regen verwacht? Dan is de kans op uitspoeling van stikstof uit kunstmest ook groter dan stikstof uit dierlijke mest.
Naast de korte beschikbaarheid van stikstof heeft kunstmest nog een groot nadeel. Kunstmest bevat meestal alleen hoofdelementen. Er kan gekozen worden tussen stikstofrijke kunstmest, met bijvoorbeeld zwavel of magnesiumoxide erbij, maar verder is de keuze kleiner omdat niet alles toegestaan is. Denk aan fosfaat uit kunstmest, om te gebruiken op derogatiebedrijven. Dierlijke mest levert veel meer voedingstoffen en ook organische stof, wat de bodem juist gezonder houdt t.o.v. bemesten met kunstmest.
Als laatste werken beide mestsoorten verzurend. Bekalken is daarom bij beide mestsoorten belangrijk. Bekalken voorkomt pH-daling en daarmee zorgt het voor een beter functioneren van de bodem. Een goede bodem is de basis voor een goede grasmat. De goede grassen, zoals Engels raaigras, houden niet van zure bodems. Ruwbeemd kan beter tegen een lagere pH, maar produceert ook de helft minder gras. Bekalken is daarom ook een belangrijk onderdeel voor een kwalitatief goede opbrengst.
Besparen op kunstmest
Besparen op kunstmest is niet altijd verstandig. Goede bemesting en goed graslandbeheer maken het mogelijk om goede kwaliteit gras in te kuilen voor de winter.
Zeker voor de 1e en 2e snede is de bemesting belangrijk. De bodem moet dan nog opwarmen en de nutriënten in de bodem zijn nog niet voldoende beschikbaar doordat de omzetting nog niet volledig op gang is. Daarom is het verstandig om niet te bezuinigen op de bemesting van de 1e en 2e snede.
Vanaf de 3e snede kan men ervoor kiezen om minder te gaan bemesten dan normaal. Vooral op percelen met een hoger stikstof leverend vermogen (NLV) of waar al veel dierlijke mest op is gekomen en waar de pH op niveau is, is het mogelijk om minder te bemesten met stikstof.

Daarnaast is het goed om voor het bemesten te bekijken wat je met de opbrengst wil doen: wil je het inkuilen of ga je het beweiden/stalvoeren? Percelen die ingekuild gaan worden, moeten meer bemest worden om aan de hogere opbrengst te voldoen.
Dierlijke mest uitrijden over percelen die je wilt gebruiken voor weiden of stalvoeren is niet verstandig, omdat het de geur en daarmee de opname van het verse gras negatief beïnvloed. Wat wel kan is op de te weiden percelen natrium bij strooien om daarmee de smakelijkheid te verhogen. Zo is het niet altijd nodig om, als de smakelijkheid van het gras terug loopt maar de opbrengst goed is, gelijk stikstof uit kunstmest bij te strooien. Wanneer het gras van onderaf begint te vergelen, is er vaak sprake van een kaliumtekort. Dit komt voor op percelen met een laag beschikbaar kalium en wanneer er niet meer bemest is met drijfmest. Ons nieuwe bodemplan geeft deze percelen perfect weer. Tevens geeft het aan welke percelen meer of minder drijfmest nodig zijn.
Met onze bodemcheck ontvang je een optimalisatieplan voor 4 percelen, zodat je gericht de bodem kan optimaliseren en een betere ruwvoeropbrengst kan realiseren.